Directe link:
Directe link:
Mag ik je twee interessante anekdotes over een taboe vertellen?
Ik fietste bij toeval met een bevriende oudere ondernemer een stukje op, en bij een rood stoplicht verzamelde ik moed en zei: “Ik ga zo een blog schrijven, over Schaarste…” Zo, het taboe-woord was eruit! Ik telde rustig af en was benieuwd wat ging komen, maar niet hoopvol.
Zijn antwoord sprak boekdelen: “Denk je dat wij dat nog gaan meemaken, dan?” Vergis je nu niet – denk niet dat dit een vraag is. Dit is een retorische vraag met de boodschap ‘Ik geloof daar niets van!’ Ik besloot echter nog even de vraag letterlijk op te vatten, dus mijn wedervraag was: “Hoe lang denk je nog te leven te hebben, dan?” Tegelijk grappig en irritant natuurlijk.
Geïrriteerd: “Nou zo’n twintig jaar!” Het heeft natuurlijk geen zin om het om-elkaar-heen-draaien-spelletje te blijven spelen, dus ik stak rechtdoor: “Ik denk dat we het nu al meemaken. Bijvoorbeeld bij fosfaten. We zien het in de prijzen van allerlei grondstoffen. Daar waar schaarste is zal de prijs steeds hoger worden.” Dat beviel hem. “Ja, de economie lost dat op.”
Toen stak hij van wal. “Mijn idee is gewoon: ‘op is op’. Zo gaat dat in de natuur.” Dat kon ik niet laten liggen: “De natuur is een ecosysteem dus als iets op is dan zullen de planten, dieren en mensen die daarvan afhankelijk zijn ook geraakt worden. Alles is van alles afhankelijk. Dus je krijgt een domino-effect van ‘op’.” Overigens zonder te denken dat ik hem daarmee overtuigde want het is een intellectueel en rationeel antwoord. Het verschil tussen ‘gelijk hebben’ en ‘gelijk krijgen’ is bij dit soort taboe-onderwerpen heel groot, en het lopen door een emotioneel mijnenveld. Dus ik wachtte weer af.
Toen volgde: “Moeten we dan van de maan en Mars ons materiaal gaan halen?” Wederom een retorische vraag natuurlijk, met een vals dilemma. Die ik dit keer ook volledig ontkennend kon beantwoorden, waarmee we weer wat common ground hadden: “Nee, dat gaan wij met onze twintig jaar niet meer meemaken.” Nee, ik ben geen techno-utopist, vind ik.
Salvo 3: “Als iets echt schaars is, dan winnen we het terug. We zijn toch al goed bezig met recyclen?” Ik bleef even stil. Beide punten zijn niet met een eenvoudig ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden…
Dat was het punt dat onze routes scheidden en we allebei blij waren dat het gesprek voorbij was, maar we elkaar zeiden dat het leuk zou zijn om nog wat verder te praten.
Nog een kleine anekdote. Dit keer een gesprek met een senior beleids-ambtenaar van een grote gemeente na een bijeenkomst over de circulaire economie.
“Al die consultants komen met hetzelfde verhaal. Eerst ons een beetje bang maken met schaarste en dan iets verkopen”, begon hij het gesprek. Ik voel mij ook consultant en dus aangesproken. Moest ik me nu aangevallen voelen, of nu boos worden om zo’n ongerichte veeg uit de pan? Ik kon niet ontkennen dat het gebruikelijk is in de advieswereld om de klant bang te maken. En dat kan soms goed zijn, als het terecht is. En soms pure manipulatie, als het geen echt probleem is, of de verkeerde oplossing wordt aangedragen. Allebei zal voorkomen. Maar die nuance was nu even niet op z’n plek, dus ik dacht: ‘ik zeg even niks en kijk wat er komen gaat’.
“Ze gebruiken allemaal oude cijfers, uit 2012. Er zijn nieuwe cijfers. Wij hebben contact met universiteit XYZ en de periodes die genoemd worden van 50 jaar enzo, dat is inmiddels 100 jaar.” Nu was ik wel even verbaasd. Was de stelling nu: ‘Bij 50 jaar heb je gelijk en maak ik me veel zorgen, maar bij 100 jaar niet!’ Ik moest mezelf weer even herinneren dat er over dit onderwerp niet rationeel wordt gepraat, dus er een emotie wordt geuit. Dit was weer een staaltje van ‘hoe kan ik dit onwelkome gegeven, dit taboe-onderwerp, de nek omdraaien.’
De ‘politieke kleur’ van de ambtenaar, of waarschijnlijk meer nog die van zijn broodheren, werd al snel daarna duidelijk. “Bij ons gaat circulaire economie om banen, om lokale banen.”. Ik heb het erbij gelaten. Soms moet je een strijd niet aangaan. En we hebben het over banen gehad. Ook belangrijk.